Na de 3e omwalling welke samen met de verbindingsgracht tussen de Grote en Kleine Net als stadsverdediging in de 15 eeuw werd aangelegd, worden tussen 1508 en 1516 het Groot en Klein Spuit gebouwd. Deze sluisgebouwen zorgden ervoor dat het waterpijl van de Binnennet en de vliegjes in de zgn. ‘Kuip’ op peil gehouden werd, zodat de binnenstad niet meer kon overstromen. Heden bestaat enkel nog het Groot Spui.
Het Begijnhof.
Een ‘stadje in de stad’ vormt het Lierse Begijnhof (UNESCO-werelderfgoed). Het is een stratenbegijnhof dat omstreeks 1258 ontstond. Waar het eerst ‘extra muros’ gelegen was werd het na de aanleg van de 3eomwalling ingelijfd in de stad. Na diverse uitbreidingen kreeg het in de 18e eeuw zijn huidige vorm: 11 straatjes en 162 huisjes. Centraal in het begijnhof bevindt zich de prachtige Sint-Margaretakerk waarvan de bouw aangevangen werd in de 17e eeuw in klassieke stijl en pas na een eeuw beëindigd werd. Dit is duidelijk merkbaar in de voorgevel waarvan het onderste deel (1664) in classicistische stijl werd gebouwd terwijl de bovenbouw (1767) in rococo opgetrokken werd.
De 16e was de eeuw van de godsdienstoorlogen
De 16e was de eeuw van de godsdienstoorlogen en onlusten waarvan ook Lier niet gespaard bleef.
Zowel op 21 augustus 1566 als op 10 april 1580 vond in Lier de beeldenstorm plaats waarbij kostbare beelden en kunstwerken in de verschillende Lierse kerken en vooral in de Sint-Gummaruskerk, vernield werden.
Was de schade van de eerste beeldenstorm nog vrij beperkt, dan was deze van 1580 heel destructief. Naast het neerhalen en verbrijzelen van bijna al de beelden in de kerk wordt het reliekschrijn met de overblijfselen van Sint-Gummarus opengebroken en in brand gestoken. Zijn gebeente wordt verstrooid in de kerk. Enkele beenderen worden door een vrome vrouw in een doek gewikkeld en uit de vernieling gered. Het zijn deze resterende beenderen welke tot nog toe bewaard zijn gebleven in het huidige reliekschrijn (zie verder).
Op 14 oktober 1595 verdrijft Charles de Héraugière, de Staatse bevelhebber van Breda de Spaanse troepen uit Lier en gaat over tot de plundering van de stad. Met de hulp van de Antwerpenaren en de Mechelaren wordt de stad ontzet.
De 17e eeuw
In de 17e eeuw valt Lier ten prooi aan epidemieën. Vanaf 1607 worden de eerste pestgevallen gemeld met pieken in 1625-1626 en een nieuw hoogtepunt van de pest in 1636. Het was pas na 1669 dat de pest uit onze contreien verdween. Ook andere epidemieën zoals de pokken en dysenterie sloegen in het begin van de 17eeeuw toe.
Ondanks deze crisisperiodes kent de stad toch een relatieve groei en bloei, de oude nijverheden komen terug tot bloei ook de veehandel en de brouwerijen; diverse gebouwen, verfraaiingen en vestingwerken worden uitgevoerd.
Ook de verering van Sint-Gummarus groeit opnieuw na de contrareformatie en dit resulteert in 1682 in de bouw van het zilveren reliekschrijn (±820kg) dat tot heden ten dage nog jaarlijks (1e zondag na 10 oktober) in processie door de straten van de Lierse binnenstad wordt gedragen door 3 ploegen van 16 ‘kasdragers’ .
18e eeuw:
Onder de regering van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk kent Lier een lange periode van vrede en heerst er welvaart in Lier.
Dit vertaalt zich o.a. in de bouw van het stadhuis (1740) in rococostijl op de plaats van de vroegere lakenhalle (1367) naast het vroeg-Gotische belfort (1369 – UNESCO-wereld-erfgoed).
In 1702 werd de Gothische torenspits van de Sint-Gummaruskerk voor de tweede maal door de bliksem getroffen en volledig brandde volledig af (dit gebeurde reeds een eerste keer een eeuw voordien (in 1609). In 1754 werd deze afgewerkt met een achtkantig koepeldak in rococo-stijl. De Lierenaars noemen de Sint-Gummarustoren sindsdien ‘de Peperbus’.
Onder het Oostenrijks bewind worden verschillende kloosters afgeschaft waaronder het Karthuizerklooster.
In 1793 werd een van de eerste ‘tekenscholen’ (de latere academie) in Lier opgericht.
Op het einde van de 18e eeuw kent Lier een terugval tijdens de Franse overheersing. Napoleon legt de stad zware belastingen op.
Vanaf 1815 is er in Lier een economische opbloei onder het bewind van koning Willem I van de Nederlanden: de bevolking groeit er op korte tijd van 10.000 tot meer dan 13.500 inwoners!. Het in 1757 opgerichte textielbedrijf De Heyder en C° dat tijdens de Franse overheersing nagenoeg stilgevallen was, stelt tijdens de regeerperiode van Willem I tot wel 1.500 mensen te werk. In 1817 sticht koning Willem I in Lier de eerste Rijkskweekschool (de latere Normaalschool) in de Zuidelijke Nederlanden, waar Nederlandstalige leerkrachten werden opgeleid. Dit betekende voor gans Vlaanderen een stimulans om – vooral in de basisscholen – het Nederlands als voertaal te gebruiken en te behouden.
De Belgische revolutie in 1830 betekende het einde van de bedrijvigheid van De Heyder: het bedrijf verhuisde naar Leiden. In dat jaar wordt ook de Normaalschool gesloten. Deze wordt pas in 1843 onder een ander beleid heropend maar kan wel de opleiding van Nederlandstalige leerkrachten voortzetten
In de 19e eeuw worden enkele voorvechters voor het behoud van het Nederlands in Lier geboren:
– Kanunnik Jan-Baptist David (1801 – 1866) naar wie het Davidsfonds genoemd werd
– Antoon Bergmann (1835 – 1874) schrijver van o.a. Ernest Staes
Tijdens Wereldoorlog I wordt Lier – als voorstad van Antwerpen – zwaar gebombardeerd en is een groot deel van het stadscentrum in puin geschoten. Na de wederopbouw ontstaat het beeld van Lier dat wij nu kennen (zo o.a. de Grote Markt en omgeving).
Op het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw worden belangrijke infrastructuur- en saneringswerken uitgevoerd door o.a. de vlietjes in de stad (die eigenlijk open riolen waren) te dempen, stadspompen voorzien de bewoners van drinkbaar water, enz…
Lier wordt als voorstad van Antwerpen een ‘slaapstad’ maar ook wel een kunststad waar schrijvers, dichters, schilders, componisten en wetenschappers hun inspiratie vinden en in alle rust kunnen werken,…
– Felix Timmermans (1886 – 1947) schrijver van o.a. Pallieter, dichter, kunstschilder
– Louis Zimmer (1888 – 1970): astronoom/uurwerkmaker ontwerper van de Zimmertoren met de Jubelklok, de astronomische studio en de Wonderklok
– Lodewijk Van Boeckel (1857 – 1944): kunstsmid
– Isidoor Opsomer (1878 – 1967): kunstschilder
– Renaat Veremans (1894 – 1969): componist
– Raymond de la Haye (1882 – 1914): kunstschilder
Dank zij hen ontdekken talrijke toeristen Lier dat al gauw ‘het Brugge van de Kempen’ genoemd wordt.
Ondanks alle omstandigheden bleef en blijft Lier doorheen de eeuwen zijn karakter van aangename stad behouden: een plaats waar het goed toeven is, zowel voor de Pallieters als voor de toeristen!.